Er is het TAU en er is de Teh.
Er is de inhoud en er is een vorm.
TAU is de inhoud en Teh is de vorm.
De Teh geeft vorm aan het TAU.
Maar wat voor zin heeft de vorm zonder inhoud?
Wat is de Teh zonder het TAU?
De wijze bracht zichzelf in een diepe TRANCE. En hij luisterde aandachtig naar het grote TAU. En hij onthield en begreep alles. En omdat hij alles begreep, kon hij het ook toepassen. |
En zo veranderde hij zijn leven.
En na het beluisteren van het grote TAU was
hij een beter en wijzer mens.
En in zijn dagelijks leven begon hij
zich beter en wijzer te gedragen.
En hij kreeg nieuwe gedachten en nieuwe gevoelens.
En hij sprak wijzere woorden.
En iedereen verbaasde zich over zijn wijsheid en inzicht.
En men roemde de wijze.
En de wijze zij: Ik spreek niets en ik doe niets.
Het is het grote TAU dat spreekt en doet.
Ik heb geen gedachten of gevoelens.
Het is het grote TAU dat in mij denkt en voelt.
Ik ben een leeg vat dat gevuld is met TAU.
En het TAU is in mij, en ik ben in het TAU.
1
Het woord Tau is niet het eeuwig Tau.
De naam van een ding is niet het ding zelf.
Niet-zijn is de oorsprong van hemel en aarde.
Zijn is de moeder van alle dingen.
Vanuit het eeuwig Niet-zijn,
zien wij zonder begeerte het Zijn.
Vanuit het eeuwige Zijn zien we de schijnbare grenzen.
In essentie zijn deze twee gelijk,
en in manifestatie zijn zij verschillend.
Deze gelijkheid is diepzinnig.
Oneindige diepzinnigheid is de bron waaruit alle
dingen ontspringen.
en de aardige geitjes.