4
TAU als leegte, wordt niet gevuld.
In zijn diepte is het de oorsprong van alle dingen.
TAU maakt al het scherpe bot.
TAU verdeelt al het deelbare.
TAU maakt het schitterende wazig.
TAU vermengt zich met hen die nederig zijn als het stof.
In zijn stille diepte lijkt het onveranderlijk.
Ik weet niet wiens kind het is.
Maar het lijkt de voorouder der schepping.
en de aardige geitjes.