51
Tau brengt alle dingen voort.
Deugd voedt ze.
Ze verschijnen in verschillende vormen.
Ze worden vervolmaakt door ze levenskracht te geven.
Daarom is er geen enkel wezen dat Tau niet eert of dat de deugd niet hoogacht.
Het eren van Tau en het achten van deugd doet men niet omdat het moet, maar omdat dat vanzelfsprekend is.
Daarom brengt Tau ze voort, laat ze groeien, voedt ze, geeft ze onderdak, brengt ze groot en beschermt ze.
Wanneer alle dingen ontstaan zijn, worden ze niet afgewezen door Tau.
Tau brengt ze voort, maar beschouwt ze niet als bezit.
Het doet zonder er op te steunen.
Het voedt maar beschouwt zich niet als meester.
Dit noemt men oneindige deugd.
en de aardige geitjes.