49
De wijze heeft geen starre persoonlijkheid.
Hij stemt zijn persoon af op de mensen.
De goede behandel ik met goedheid.
De slechte behandel ik met goedheid.
Zo ben ik altijd goed.
De betrouwbaren behandel ik getrouw.
De onbetrouwbare behandel ik getrouw.
Zo ben ik altijd getrouw.
De wijze leeft in overeenstemming met de wereld en regeert de wereld door eenvoud.
De mensen richten hun oren en ogen op de wijze.
En de wijze kijkt naar ze, zoals een moeder naar haar kinderen.
en de aardige geitjes.